Als ik na mijn ochtendtaak naar huis rij, leidt de kortste route me langs een bekende warenhuisketen in Burcht. Het overkomt me eens om het half jaar dat iets in mij het een goed idee vindt om daar snel boodschappen te doen. Daarna geef ik mezelf telkens weer minstens een half jaar de tijd om van de ervaring te bekomen.
Ik vermoed dat iemand ooit alle supermarktclichés op een hoop heeft gegooid en daar vervolgens deze supermarkt op heeft gebouwd. Denk even na over welke dingen jou kunnen ergeren tijdens het winkelen en ik vink ze gegarandeerd stuk voor stuk af op mijn winkellijstje.
Stuurt het lot jou ook altijd richting de probleemkassa? Een kassa waar het probleem telkens weer een andere bron weet aan te boren? De ene keer kan het een stuntelige caissière zijn, de andere keer even goed een dronken klant die bij het leeglurken van een – nog niet betaald – blik pils een stripact op de band begint te doen. Het soort klant waarvan je dat nooit zou wensen.
Maar misschien schets ik hier een te eng beeld? Misschien begin je nu spontaan in een bepaalde circussfeerachtige richting te denken en dat wil ik niet. Ik wil de dingen graag correct voorstellen. Dus laat ik nog een voorbeeld geven. Het probleem aan de probleemkassa kan namelijk vele gedaantes aannemen. Zo kan het gebeuren dat een product niet wil gescand worden. Zelfs niet nadat de caissière het 18 keer voorbij ‘het lichteke’ heeft laten passeren. Want vergis je niet. Naast een kutklant bestaat er ook nog zoiets als een kutproduct, een item dat – en ik citeer – “deurt liechteke nie gepàkt wurt”. En het cijfer per cijfer intoetsen van de productcode durft ook al wel eens te haperen op zo’n moment. Het kan ook zijn dat ik mij vergis en dat de caissière helemaal niet probeert om de productcode in te toetsen, maar het nucleair arsenaal alvast activeert omdat iemand haar dat heeft opgedragen via ‘het oortje’. De manier waarop ze het klavier te lijf gaat laat mij vooral dat laatste vermoeden.
Mijn fantasie durft al eens op hol te slaan als ik voel dat de score voor sfeer en gezelligheid plots naar een historisch dieptepunt dreigt te zakken. Zolang het in mijn hoofd maar plezant blijft, denk ik dan. “Nieje, de koowde pàkt ‘m oek ni.” De caissière kijkt me aan met een blik die ergens het midden houdt tussen smekend, geïrriteerd, hopeloos en ‘mijn uren lopen toch’. Zo blijft ze mij twaalf minuten lang aanstaren. Of zo voelt het toch.
Ik vraag me af wat mijn gelaatstuitdrukking op zo’n moment exact uitdrukt. Zou iemand even de camerabeelden willen opvragen? Kijk ik apathisch? Spiegel ik haar gedrag? Doven de lichtjes in mijn ogen? Lijkt iets er op te wijzen dat ik op het punt sta om het probleem op te lossen? Nog eens twaalf minuten later zucht ik eens diep. Zij zucht terug: “Jaah, wa naa?”. En ze breidt haar blik uit naar de mensen die achter mij staan aan te schuifelen (vooral oude mensen, vandaar). En op dat moment gebeurt er iets wonderbaarlijks. Alsof heel Burcht het met ons eens is, zuchten we met z’n allen in de overtuiging dat dit een onoverkomelijk probleem blijkt te zijn. In mijn fantasie gaan we vervolgens allemaal in een kring zitten en moet ik mezelf aan de groep voorstellen: “Hallo iedereen, ik ben Kevin en ik… ik neem altijd de niet-scanbare producten uit de rekken.”
In werkelijkheid doen we dat hele cirkeltafereel niet en zeg ik “Laat het anders maar zo. Dat toiletpapier hoef ik niet meteen te hebben.” Heel even overweeg ik nog een woordspeling rond ‘grote boodschappen doen’, maar ik besef gelukkig net op tijd dat het universum op een scharniermoment zit en dat ik de klojo zou kunnen zijn die de volgende ijstijd in gang zet met een infantiele opmerking. Dat staat ook niet in de geschiedenisboeken: het gebeurde in Burcht.
Vandaag tartte ik het lot opnieuw. Ik had 3 artikelen in mijn mandje. Dat geeft je het recht om naar de ‘mandjeskassa’ te gaan. Maximum 10 artikelen. Het besje voor mij had al 32 artikelen op de band gelegd en ik was helemaal zen. Geen vleugje misantroop te bespeuren. Vraag de camerabeelden gerust op. Die lieve mevrouw had waarschijnlijk gewoon niet gezien dat je maximum 10 artikelen mag afrekenen aan deze kassa. Terwijl ik het menslievend dacht zei zij: “Aai, kemmer pursies ietske mier.” Waarop ze de resterende 23 producten een plaatsje op de band gaf. Ik besefte meteen dat er een kantelmoment aan zat te komen.
In niet al te vergezochte scenario’s kon de caissière nu uit haar krammen schieten en eisen dat alle artikelen weer in de kar zouden geladen worden. Of dat het besje haar 55 producten in 6 beurten zou afrekenen (met rosse muntjes!). Of zou iemand roepen dat het allemaal mijn schuld was en dat ik toch wel eens iets had kunnen zeggen terwijl ik het allemaal zag gebeuren. Twee keer raden welke versie van de werkelijkheid het is geworden.
Geen van deze. De caissière liet begaan. Zelfs op het moment dat bessie haar mandje op mijn grote teen parkeerde: “Zet gaai da ne kier oep z’n plots.” Kortom: het ging vlot. Tot de potchrysant moest afgerekend worden. Ik zag de caissière verschrikt naar haar scherm kijken toen de droeve pot passeerde. Ze liet hem nog eens passeren, haalde er zelfs de handmatige scanner bij, maar nee. Diezelfde onheilsboodschap bleef maar op haar scherm verschijnen. Maar wat zag ze toch? De melding dat een deel van het nucleair arsenaal niet geactiveerd kon worden? De boodschap dat haar plaspauze met 12 minuten zou ingekort worden als ze niet meteen heel erg verschrikt zou opkijken? Of kan ze haar e-mails checken op dat scherm en kreeg ze net het bericht dat de My Little Pony-boerderij op tweedehands.be voor haar neus was weggekaapt? Nee. Ze zag de prijs van de potchrysant: 50 eurocent. “Dees kannie.”
Het besje werd meteen op de rooster gelegd, maar zij bleek – net als ik – niet op de hoogte te zijn van de actuele prijszetting der supermarktpotchrysant. Er rolden wat ogen. Ik zag meer oogwit dan mij doorgaans lief is op het middaguur. Bessie werd nog even aangepord om een andere chrysant uit het rek te gaan vissen, maar ze verdiende mijn eeuwige respect toen ze zei dat het “de lesten” was. Van die halve kilometer geschuifel richting triestige plantenrek waren we dus al verlost. Ondertussen was de pot al zeker 38 keer gescand. Maar telkens: 50 eurocent. “Da kannie. Wilde dakkum einders veur niet meegeef oefwa?”. Het was een retorische vraag waar een ijzige 12 minuten durende blik bij hoorde.
De ijstijd werd na een paar minuten doorbroken door de manager die kwam polsen waarom er aan de ‘mandjeskassa’ zoveel mensen al zo lang stonden aan te schuiven. Het was alsof hij ons water kwam brengen na een dagenlange zoektocht naar een oase. “Dees madammeke ee nen potchrysent en wil dor mor tfuftig eurosint veur betole.” Waarop de manager bevestigde dat de grafbloem maar 50 eurocent kost wegens snelverkoop. Van chrysanten is namelijk algemeen geweten dat ze voor eeuwig een ‘te gebruiken tot 1 november’ meedragen.
Besje blij, ik blij, de rij blij, de caissière iets minder blij, want toen ik aan de beurt was en besje buiten al een zelfgerolde sigaret naar binnen stond te zuigen, spuwde ze: “Tsss, sommige mensen, nie te geloeve. Profiteurs.” Gevolgd door een extra portie oogwit. Ik liet mijn boodschappen op de band staan en wandelde weg. Uiteindelijk had ik dat toiletpapier toch niet meteen nodig. Ook al wenste de caissière mij ongetwijfeld op mijn weg naar buiten ”t schaajt’ toe.
ik heb altijd de kassa met de kassierster die de naam “jobstudent” draagt….