Een paar nuttige mededelingen aan alle garagisten die de komende jaren (ongetwijfeld) mijn pad nog zullen kruisen:
– mij een kop koffie aanbieden tijdens het wachten is vriendelijk, maar het maakt het eindeloos wachten niet minder erg.
– de koffie in uw garage is nooit lekker. Hij smaakt alsof u hem eerst door de uitlaat van die beige Lada gegoten heeft.
– ik haat melk in poedervorm.
– ik zou het op prijs stellen als u de vod – waarmee u eerst mijn wieldoppen en daarna mijn dashboard schoonveegt – uit uw mond haalt vooraleer u mij aanspreekt met allerlei angstaanjagend vakjargon.
– het heeft geen nut om mij even mee te lokken naar het werkatelier. Als u me van achter uw toonbank zegt dat mijn remschijven versleten zijn, dan geloof ik dat best. Het defect met een afgekauwde balpen aanduiden heeft voor mij geen enkele meerwaarde. Tenzij u het doet om die verweesde lekenblik nog eens in mijn ogen te zien. Dan snap ik het.
– ik heb het gevoel dat u elk moment een vraag gaat stellen waarop ik een – voor u – ontzettend grappig antwoord ga geven.
– ik ben niet onder de indruk als u een dikke catalogus met prentjes van vreemde spaceshiponderdelen bovenhaalt en als u daar vervolgens neen-schuddend met uw vuile pollen doorheen bladert.
– u hoeft mij niet te zeggen dat u de remschijven niet in voorraad heeft. Dat weet ik al. Het verhaaltje over de overstock heb ik al 33 keer gehoord.
– ja, ik weet dat u de prijzen voor die onderdelen niet zelf verzint. Mocht het wel zo zijn: goed bezig!
– dat schouderklopje op het einde is echt niet nodig.
Over een half jaar is het weer van dat.