Als luiheid echt het oorkussen van de duivel is, dan ziet het er niet goed uit voor mijn eventuele toekomst in de hemel. Ik kan namelijk zonder het minste schuldgevoel extreem lui zijn. Ik vind zelfs dat ik daar recht op heb. Mensen die zo hard werken en zo vroeg opstaan en altijd maar bezig zijn met vechten tegen de windmolens van de bureaucratie en de ambtenarij, die mogen op gezette tijden es languit achterover gaan liggen om zich door een halfnaakte Robbie Williams-look-a-like te laten bedienen. Toch?
Ik besef dat heel wat mensen nu plaatsvervangende schaamte voelen of ongemakkelijk gaan heen en weer draaien op hun stoel, want zoiets denken –laat staan het ook nog luidop zeggen- is natuurlijk niet in overeenstemming met de regels van het goed fatsoen. Luiheid lijkt wel één van de laatste taboes in onze prestatiegerichte samenleving. Waarom is mij eerlijk gezegd een raadsel. Ik vermoed dat luiheid ten onrechte of per ongeluk als zonde is gecatalogeerd. Ongetwijfeld door één of andere gefrustreerde of dementerende kerkvader die zijn hele leven lang geen poot heeft uitgestoken en de boodschap van zijn grote voorbeeld Jezus Christus nooit goed heeft begrepen. Goed, ik heb het meeste van mijn katholieke voorgeschiedenis ver en diep verdrongen en ik wil dat in het kader van mijn zo al wankele geestelijke gezondheid liefst zo houden. Maar zal ik u toch even verbazen met mijn kennis van de Heilige Schrift? Zegt het Evangelie volgens Matteüs u nog iets? Meer bepaald hoofdstuk 6 over “de vogelen des velds die zaaien noch maaien en toch nooit honger lijden”? Wel, als God fundamenteel luie en dieflijke wezens als vogels beloont met het voorrecht om boven de wolken in de altijd blauwe lucht te vliegen, dan kan hij er vast ook wel mee leven dat een moegewerkte sloor als ik zo nu en dan es helemaal nergens meer in vliegt. Of het moest in een Mojito of vijf zijn. Ik ben het niet eens met God hoor, laat dat duidelijk zijn. Of beter, ik geloof niet in zijn theorie. Ik kan niet de rest van mijn leven op mijn luie kont gaan zitten en er van uit gaan dat “de maatschappij” wel zorg voor me zal dragen. Het is niet zo en ik zou het ook niet willen. Het druist in tegen mijn aangeboren rechtvaardigheidsgevoel en het katholieke schuldbesef dat de nonnen zes jaar lang in mij hebben gestampt. Je moet niet alles zomaar in je schoot geworpen krijgen. Al was het maar omdat je dan het gevaar zou lopen om niet meer te kunnen genieten van niks doen. En dat kan ik dus wel. Volop zelfs. Als ik na een lange werkweek geen zin heb om mijn huis te kuisen, te koken, boodschappen te doen en mijn rekeningen te betalen, dan doe ik het niet. Dan blijf ik gewoon met een boek in mijn bed liggen en ze gaan van ver moeten komen om me van gedacht te doen veranderen! En mocht later blijken dat God geen man van zijn woord is en me te lui vindt om me een plaats in zijn hiernamaals te gunnen, dan is het maar zo. Rijstpap met gouden lepeltjes gaat op den duur toch maar vervelen, gok ik. Ik troost me wel met het Flair-motto: brave meisjes komen in de hemel, stoute overal!